Verjaring aansprakelijkheid (volgens WAM, 3 of) 5 jaar?

slachtofferhulp_gratisletselhulp_letselschaderaad_whiplash

Verjaring aansprakelijkheid (volgens WAM, 3 of) 5 jaar?

De algemene verjaringstermijn van vorderingen tot schadevergoeding bedraagt 5 jaar (artikel 3:310 BW). De Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) kent een eigen, afwijkende verjaringstermijn van 3 jaar waar het gaat om het eigen, rechtstreekse recht van een verkeersslachtoffer jegens de WAM-verzekeraar van de veroorzaker.

Om de verjaringstermijn van artikel 3:310 BW te stuiten, is volgens artikel 3:317 BW een schriftelijke verklaring vereist, ook als partijen in onderhandeling zijn. De WAM wijkt hier van af en kent wat dat betreft een soepeler regime. Artikel 10 lid 5 WAM bepaalt dat de verjaringstermijn wordt gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de benadeelde (‘duurstuiting’). Deze ‘duurstuiting’ eindigt pas als de onderhandelingen tussen de WAM-verzekeraar en de benadeelde worden afgebroken.

Handelingen die de verjaring van de vordering van de benadeelde jegens de verzekeraar stuiten, stuiten tevens de verjaring van de vordering van de benadeelde jegens de veroorzaker (de verzekerde). Andersom geldt hetzelfde, zo bepaalt artikel 10 lid 4 WAM. Dit wordt ook wel ‘doorstuiting’ genoemd. In de zaak waarin het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2014 arrest heeft gewezen (ECLI:NL:GHAMS:2014:3050), ging het om een in 1996 door een taxi aangereden verkeersslachtoffer. Dit slachtoffer is in onderhandeling getreden met de WAM-verzekeraar van de taxichauffeur, de veroorzaker.

In 2004 heeft de verzekeraar de onderhandelingen afgebroken. Dat betekent dat op dat moment een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen. In 2009 heeft (de advocaat van) het slachtoffer stuitingsbrieven verstuurd aan zowel de verzekeraar als de veroorzaker. Zowel de WAM-verzekeraar als de veroorzaker beroepen zich vervolgens op verjaring van de vordering. Immers, na het afbreken van de onderhandelingen in 2004 is een verjaringstermijn van 3 jaar in de zin van artikel 10 WAM gaan lopen. De vorderingen zijn derhalve reeds in 2007 verjaard, aldus de WAM-verzekeraar en de veroorzaker. Het gerechtshof volgt dit betoog van de WAM-verzekeraar en de veroorzaker slechts gedeeltelijk. Volgens het gerechtshof is de vordering jegens de WAM-verzekeraar inderdaad verjaard, maar de vordering jegens de veroorzaker niet. Zoals genoemd bepaalt artikel 10 lid 4 WAM dat iedere stuitingshandeling die door het slachtoffer richting de verzekeraar is gedaan, ook een stuiting oplevert jegens de veroorzaker (dus de taxichauffeur). Tot het moment dat de onderhandelingen door de WAM-verzekeraar werden afgebroken is er dus ook jegens de taxichauffeur gestuit. Bij het afbreken van de onderhandelingen is een nieuwe verjaringstermijn gaan lopen. Jegens de WAM-verzekeraar is dit een termijn van 3 jaar.

Jegens de veroorzaker is dit echter een termijn van 5 jaar, gebaseerd op artikel 3:310 BW. De verjaringstermijn van de WAM is op deze verhouding niet van toepassing. Artikel 10 lid 5 WAM handelt uitsluitend over de verhouding tussen slachtoffer en de verzekeraar, aldus het gerechtshof.

Het gerechtshof motiveert dit oordeel door te wijzen op de strekking van de WAM. De WAM beoogt verkeersslachtoffers extra bescherming te bieden. Een verkorting van de verjaringstermijn van 5 jaar die jegens de verzekerde geldt, is niet met deze strekking te rijmen. Ondanks dat de rechtstreeks vordering van het slachtoffer jegens de WAM-verzekeraar dus is verjaard, zal de WAM-verzekeraar – behoudens eventuele dekkingsbeperkingen op grond van de polisvoorwaarden – alsnog moeten betalen in de vorm van uitkering aan haar aansprakelijke verzekerde, de taxichauffeur.

Bron: N. Brouwer

 

 

 

Letsel door een springkussen, wie is er verantwoordelijk?

Letsel door een springkussen, wie is er verantwoordelijk?

Er komen steeds meer ongevallen met springkussens en andere opblaastoestellen voor. Vorig jaar kwam het gemiddeld zes keer per dag tot een ongeval op springkussens in Nederland.  EHBO’ers en medewerkers van het Rode Kruis stellen de stijging in de cijfers te herkennen. Als de kinderen op een kussen spelen is er weinig toezicht. Ook worden de kussens met regelmaat op straat gezet en niet op een zachte ondergrond of worden de kussens niet goed vastgezet.

Vaak worden de springkussens gehuurd door een evenementenorganisatie. Op de organisatie van (sport)evenementen rust een zorgplicht ten opzichte van deelnemers en toeschouwers. De zorgplicht van de organisatie is een inspanningsverplichting. Dit houdt in dat de organisatie zich moet inspannen om de risico’s voor de deelnemers zoveel mogelijk te voorkomen en beperken. Welke maatregelen de organisatie dient te treffen hangt af van de omstandigheden. Hierbij kan gedacht worden aan het juist verankeren van het kussen, zorgen voor genoeg toezicht en het plaatsten van een zachte ondergrond.

Daarnaast dient het springkussen deugdelijk te zijn en over een certificaat van goedkeuring te beschikken. Ook is het vaak gebruikelijk dat de leverancier het springkussen plaatst en verankerd. Dit moet natuurlijk wel op de juiste wijze worden gedaan en het kussen dient op een zachte ondergrond te worden geplaatst. Indien dit niet het geval is, is de leverancier van het springkussen bij een ongeval aansprakelijk.

Indien uw kind letsel heeft opgelopen door een springkussen of een ander speeltoestel is het raadzaam om een belangenbehartiger in de arm te nemen gezien de verschillende partijen die hierbij betrokken zijn en de complexiteit van het aantonen van de aansprakelijkheid.

De letselschadespecialisten van GLH beschikken over de juiste expertise en kunnen u kosteloos bijstaan bij het verhalen van de persoonlijke schade van uw kind. De letselschadespecialist zal corresponderen met de verzekeringsmaatschappij en berekent het schadebedrag waarop u recht heeft. Hierdoor hoeft u zich niet bezig te houden met de schadeafwikkeling en kunt u zich volledig op het herstel van uw kind richten.

Heeft u vragen of wilt u vrijblijvend advies? Neem gerust contact met ons op.